Popper
We see here clearly that not all the consequences of our actions are intended consequences; and accordingly, that the conspiracy theory of society cannot be true, because…
De docent citeerde met verve uit een werk van Popper, naar aanleiding van een vraag van een studente op de voorste rij. Mijn gedachten dwaalden een beetje af. Zo’n drie uur durend college is wel lang op vrijdagmiddag, zeker als je al een hele week gewerkt hebt.
Ik dacht aan de laatste wedstrijd, tegen Staunton. Ik had beloofd het verslag te schrijven maar ik was er nog niet aan toegekomen. De filosofie van complottheorieën, het vak waarvoor ik me had ingeschreven, was me flink tegengevallen. Eindelijk zou ik te weten komen wie Kennedy nou écht had vermoord, en hoe Stanley Kubrick de maanlandingen had opgenomen in zijn filmstudio. Maar niets van dat alles: al voordat het eerste college begon, moest ik ingewikkelde, in het Engels geschreven teksten bestuderen over Marx en Popper, met lange zinnen vol met woorden die ik niet kende. Vast geen toeval overigens, dat ze allebei Karl heten…
Omdat ik veel te vroeg was voor het college was ik in de kantine gaan zitten om een kop thee te drinken. Het was me opgevallen dat er een prachtig schaakspel stond. Zou daar wel eens mee gespeeld worden? Het leek er niet op, de stukken stonden veel te netjes in de beginstelling, alleen de witte h-pion was een veldje naar voren geschoven.
Opeens herinnerde ik mij de volgende stelling uit onze match:
Houtman – Holwerda, stelling na 17.Pe3
Joops laatste zet was Pf1-e3. De bedoeling van het paard is duidelijk: het wil naar d5. Maar er zijn ‘unintended consequences’. Jonas sloeg direct toe en ondanks langdurige tegenstand van Joop verzilverde hij netjes zijn pluspion.
‘Maar die onvoorziene gevolgen, die kunnen toch niet allemaal slecht zijn?’, dacht ik. Neem bijvoorbeeld de partij van Evert. Iedereen weet dat hij van paarden houdt, vooral van het paard op c3, maar niemand, en vooral Evert niet, had het volgende verwacht:
Janse – Jelic, stelling na 45. Pe3+
Everts favoriete paard geeft schaak. Zwart deed een zet met zijn koning. Stiekem pakte ik mijn telefoon en keek het nog even na op de groeps-app: ‘Evert zet prachtig mat en drukt zonder iets te zeggen de klok in. Wezenloos turen twee spelers minstens tien seconden naar het bord…dan gaat er een hand uit. Er is echt geen veld meer voor de zwarte koning’.
Ik mijmerde verder… Janski. ‘Waarom komt die naam nu pas in me op’, vroeg ik me af. Bij de Spassky’s is hij immers synoniem met onverwachte uitkomsten! Toen herinnerde ik het mij weer. Hij speelde tegen Piet Mulder krachtig en degelijk. In de slotstelling valt er niets meer te verjanselen:
Mulder – Janski, stelling na 43.Lc7
‘En zijn er eigenlijk wel altijd onvoorziene gevolgen?’ vroeg ik mij af. Bij de partij van Peter volgens mij helemaal niet!
Bodewes – Van Pelt, stand na de 25e zet van zwart.
Ik herinnerde me weer wat Peter zei: ‘Wat mij betreft het mooiste moment van de partij. Het zetje 26. Ke2 maakt overduidelijk hoe de kaarten liggen. Zwart is volledig ingesnoerd en hij kan niets ondernemen. In arren moede speelde hij 26. … Txb5 maar daarna is de stelling natuurlijk ook niet te houden.’
Inderdaad was het snel afgelopen met zwart, precies wat iedereen verwacht had.
Ondertussen probeerde ik mijn aandacht bij het college te houden. De docent had het nog steeds over Popper. Volgens mij ging het over wetenschap of zo. Ik ving flarden op: …falsification… must be possible for an empirical scientific system to be refuted by experience…
‘Dat gaat over Roelof’, dacht ik. Met acht uit acht heeft niemand zijn spel nog weten te weerleggen. Maar deze keer scheelde het weinig:
Blom – Kroon, stelling na 25,..La7.
Yeb heeft Roelof flink aangepakt. Als hij 26. Lxg7 had gespeeld, gevolgd door Pf6+, dan had Roelof volgens eigen zeggen, kunnen gaan douchen, wist ik me nog te herinneren. Maar de kansen keerden:
Blom – Kroon, stelling na 44,.. Lxc4
Na 45. Db1 is de strijd nog volledig open. Wit produceerde echter 45. Le1?? Na ..Ld5! was het Yeb die de kleedkamer op kon gaan zoeken. Wederom heeft Roelof de langste adem.
Het was warm in het klaslokaal en ik begon een beetje in te dommelen. Vanuit de verte hoorde ik de docent praten: ..politics…diplomacy…
Bij het horen van dat laatste woord schrok ik op. Putski! ‘Wakker blijven Maurits, je had beloofd alles wat je hoorde meteen aan hem door te vertellen!’ Ik had hem nog gevraagd waarom hij niet samen met mij het college wilde volgen, waarop hij nogal kortaf had gereageerd. ‘Dat zou teveel opvallen’. Het leek hem ook beter om niet te veel over zijn partij te vertellen, vertelde hij toen hij mij vroeg om het verslag te schrijven . ‘Mensen kunnen daaruit allerlei dingen afleiden’.
‘Maar de slotstelling dan?’, antwoordde ik. ‘Goed, dat mag dan. Maar wissel dan wel de kleuren om’.
Putski – Riksten, stelling na 31.Dd2.
Ik pakte een banaan uit mijn tas. Van de koolhydraten zou ik snel opknappen. Dries verscheen in mijn gedachten. ‘Zijn filosofie is in één zin te vatten’, besefte ik. ‘Gaan met die banaan!’ Al geeft hij die banaan wel vaak aan anderen de laatste tijd, bedacht ik. En hij was ook verdacht snel klaar, met zijn salonremise tegen Hans Polee. En ik mocht zelfs niet eens de slotstelling weten…Zou er toch meer zijn? Ik kwam er niet uit.
Van het voedsel knapte ik snel op. Ik dacht aan mijn eigen partij en hoe ik ontsnapt was.
Zuiderweg – Logtmeijer, stelling na de 33e zet van zwart.
Edwin heeft mij weggespeeld en kan nu gaan oogsten. Na 34. Dc7+ en nog een schaakje wint hij ook de loper en kan ik opgeven. In tijdnood volgde echter 34. De6+ Kg7 35.De5+ Kg8 36.Dxb5 Tc2!
Mijn eerste kans in de partij. Wit begint aan een lange reeks schaakjes en we komen uiteindelijk in een toreneindspel terecht:
Na 47. Tb1 Td2 48.b5 Txd3 49.b6 Td8 50.b7 Tb8 51.Tb6! staat zwart klem en trekt alsnog aan het kortste eind. Gelukkig voor mij speelde wit 47. Tc1 en kon ik het remise houden.
Nog in gedachten, nagenietend van mijn wonderbaarlijke ontsnapping, werd ik gestoord door geroezemoes. Geschuif van stoelen. Ik keek op. De studenten waren opgestaan en stopten hun laptop in de tas. Een paar jongens stonden om de docent heen en waren in een geanimeerd gesprek met hem gewikkeld.
Op weg naar de uitgang liep ik nog even naar de kantine om het schaakspel te bekijken. Als er niemand was, zou ik misschien even een stelling uit mijn partij kunnen opzetten. In de kantine aangekomen, zag ik een jongen die ik ook in de collegezaal had gezien. Hij was me opgevallen omdat hij veel om zich heen keek, net als ik. Bovendien maakte hij stiekem foto’s. Ik had gelukkig al snel vastgesteld dat hij vanwege zijn jeugdige leeftijd waarschijnlijk niet voor een organisatie werkte.
Ik besloot hem aan te spreken. Het is altijd fijn om een geestverwant te hebben. ‘Zo, denk je dat de CIA wat heeft aan de foto’s die je gemaakt hebt?’, grapte ik.
‘Dat mogen wij niet zeggen, meneer’, was zijn beleefde antwoord.
verslag: Maurits Logtmeijer